DE WATERMOLEN TE BERGEN OP ZOOM
Pleidooi voor subsidie onderzoek en behoud molenwerken
van de getijdenmolen
Aanleiding
De getijdenwatermolen van Bergen op Zoom is
momenteel in restauratie. De buitenkant van het object is gerestaureerd.
De omgeving, alsmede het molengedeelte, dienen nog afgewerkt te worden.
Bij het “schoonmaken” van het molengedeelte kwamen oude fundamenten naar
voren. Dit pleidooi wil de eigenaar ondersteunen in zijn visie om deze
fundamenten te bewaren als onderdeel van het interieur.
Bouwgeschiedenis
De watermolen in Bergen op Zoom is uniek in
Nederland. Het betreft een zogenoemde getijdenmolen. In Nederland zijn
nog enkele restanten bewaard gebleven, doch de molen van Bergen op Zoom
is daarvan de oudste, het meest herkenbare en de indrukwekkendste. In
totaal zijn er circa 30 getijdenmolens in het zuidwesten van Nederland
geweest. Slechts de molen van Bergen van op Zoom, het gebouw van de
molen in Goes en restanten van de molen in Middelburg bleven behouden.
De watermolen van Bergen op Zoom begint in 1496 als
de plaats wordt gezocht voor een nieuwere en grotere watermolen aan de
haven van Bergen op Zoom. Voor de bouw van de molen wordt advies
ingewonnen bij onder andere Antonis Keldermans, die in deze periode ook
betrokken was bij de bouw van het Markiezenhof aldaar. Het ontwerp van
de molen is wellicht niet van Keldermans, maar het gebouw sluit aan bij
dat van het Markiezenhof, alsmede bij die van de elders door Keldermans
ontworpen gebouwen.
De bouw van de molen duurt bijna 3 jaar. Op 26
september 1503 om drie uur ’s middags wordt het eerste graan gemalen.
Het gebouw bestond uit een grote rechthoekige molen met twee trapgevels
en dwars daarop staand een woonhuis, welke ook met een trapgevel was
beëindigd. Aan de waterzijde waren twee maalsluizen voor de twee
waterraderen, een spuisluisgebouw, ook met twee trapgevels, en over het
water een schofhuis, waarin zich de schuiven voor het regelen van de
watertoevoer naar de raderen bevonden. Er waren in eerste aanzet twee
waterraderen aanwezig, waarvan het grote rad werd gebruikt voor de
roggemolen en het kleine rad voor de tarwemolen. Van de molen zijn
enkele tekeningen uit de 17e eeuw bewaard gebleven. Deze versterken en
bevestigden de indruk dat de molen in de 16e en 17e eeuw
geen technologische vernieuwingen heeft ondergaan.
In de 18e eeuw wordt de molen bezocht
door John Smeaton. Op 26 juni 1755 vermeldt Smeaton in zijn dagboek dat
hij niet onder de indruk is van de getijdenmolen. Het is een molen
“zonder enige curiositeit of vernuftigheid”. Er zijn dan nog steeds twee
koppels stenen aanwezig, die elk een koppel stenen aandrijven “in single
gear”. Dit laatste betekent dat er sprake is van een rechtstreekse aandrijving van het
waterrad naar het koppel stenen door middel van een kamrad en een
rondsel. De verandering van het gaande werk komt pas in 1791-1793. In
die jaren wordt één waterrad verwijderd. Medegedeeld wordt dat de
schofdeur van de roggemolen wordt gehandhaafd, waaruit afgeleid kan
worden, dat het waterrad van de roggemolen met bijbehorend kamwiel
blijft bestaan. Het kamrad op de wateras drijft in de nieuwe situatie
een “groot rondsel” aan, dat op de koning is bevestigd. Bovenaan deze
koning is het spoorwiel bevestigd, dat de twee rondsels van
respectievelijk de rogge- en tarwemolen in beweging zet. De molen is in
de nieuwe situatie veranderd van “onderaandrijving” naar
“bovenaandrijving”. Het is één van de weinige keren dat er informatie is
in Nederland voor het aanbrengen van het spoorwiel in watermolens. In
zijn algemeenheid wordt aangenomen, dat dit in de tweede helft van de 18e eeuw, dan wel in de eerste helft van de 19e
eeuw geschiedde. De watermolen van Bergen op Zoom past in dit beeld.
Na de inval van het Franse leger in 1747 wordt de molen
eigendom van de domeinen van de Franse republiek. Nadat Bergen op Zoom in 1795
is gecapituleerd, komt de molen in 1813 in particuliere handen.
In deze 19e eeuw verandert de watermolen ook van
functie. In 1825 mag er een oliemolen ingericht worden. In 1862 is sprake van
een koren-, schors- en oliemolen. Een jaar later richt Adriaan Vergroesen de
molen in als bloemfabriek, welke nog steeds door één waterrad wordt aangedreven.
Van deze bloemfabriek is een beschrijving bekend:
Bergen op Zoom, 13 Februarij.
Dezer dagen hebben wij het bloemfabriek van den heer A.
Vergroesen Wz. Alhier bezigtigd, waarvoor de watermolen, die het watergetij in
beweging brengt, doelmatig is ingerigt.
Het gaande werk, door den heer J. Marie, gaaf en
deugdelijk vervaardigd, beantwoord ten volle aan de verwachting.
De machine windt de zakken met De machine windt de
zakken met graan naar de derde verdieping op, waar een bediende dezelve in een
kast of vergaarbak uitschudt en waarna de machine geheel de verdere bewerking
volbrengt.
Uit deze kast wordt het uitgestorte graan opgenomen en
na door een waaimolen voorlopig te zijn gezuiverd, door de schoonmaakmachine
verder als het ware geschrobt en geborsteld. Het is bijna ongeloofelijk hoeveel
vuil, dat anders zou worden vermalen en in het brood verbakken, zich door deze
bewerking van het graan ontlost. Na deze voorloopige zuivering, valt het schoon
gemaakte graan in eene andere kast, wordt daaruit naar drie paar molensteenen
van eene bijzondere soort gevoerd en gemalen en na door builtoestellen van de
zemelen te zijn afgescheiden, tot zuivere bloem bereid.
Het vooroordeel, waarmede de vaak elke verandering of
verbetering van industrie in den beginne te kampen heeft, zal gewis wijken bij
het gebruik van meer zuivere bloem en deugdzamer brood. We mogen gerust een
ieder, die prijs stelt op goed voedsel, de bezigtiging van dit bloemfabriek
aanraden, waartoe de heer A. Vergroesen welwillend zijne toestemming verleenen
zal.”
Uit de beschrijving blijkt dat de molen, in plaats van twee
koppels stenen, na de verbouwing drie koppels stenen heeft. Hoewel de
beschrijving algemeen van aard is, is duidelijk dat het bedrijf gemoderniseerd
is, waarbij “de machine geheel de verdere bewerking volbrengt”. Helaas is niet
duidelijk wat het type molensteen is. Mogelijk betreft het zogenoemde Franse
stenen, die geschikt zijn voor bloemfabricage.
Vanaf 1867 begint de gemeente Bergen op Zoom met het
opheffen van de vestingwerken, wat ook consequenties heeft voor het functioneren
van de watermolen. In 1887 vindt verkoop van de molen plaats aan de Rotterdamse
bank. In 1889 wordt de molen verkocht aan de gemeente. De molen wordt dan
omschreven als een door water gedreven molen met meelfabriek, bakkerij, erf, waterkolk en weiland. Het
maalwerk blijft eigendom van de bank, evenals het waterrad en drijfwerk aan de
buitenzijde van de molen. Voor de overdracht aan de gemeente dient de bank deze
onderdelen te verwijderen, waarmee de watermolen definitief buiten gebruik wordt
gesteld.
Restauratie
Na de overdracht aan de gemeente breekt een lange periode
van gebruik als opslagplaats voor de gemeente Bergen op Zoom aan. Het huis is
vaak afzonderlijk verhuurd. Na een provisorisch herstel rond 1990 is het verval
verder gegaan, zodat het dak van het molengebouw zelfs deels instort. In 2002
wordt de molen verkocht aan Hans Smeenk, die met veel zorg en zorgen het herstel
voortvarend heeft aangepakt. Het woonhuis is geheel gereed en bewoond. Van het
molengebouw is het casco gereed, maar de binnenafwerking wacht nog op
uitvoering, aangezien de toekomstige bestemming onderwerp van discussie is.
Inmiddels is de nabijgelegen gemeentewerf vrijgekomen. Het voorlopige
stedenbouwkundige plan voorziet daarin, namelijk het deels terugbrengen van een
waterkom ter plaatse van de houwer. Ook zal er dan de mogelijkheid zijn de waterwerken
en sluizen ten minste op hoofdlijnen te reconstrueren, zodat de functie als
molen gevisualiseerd kan worden.
Archeologisch onderzoek
In 2002 wordt gedurende een viertal dagdelen een
archeologisch onderzoek uitgevoerd door M. Vermunt, A. van der Kallen en twee
vrijwilligers. De werkzaamheden bestaan uit het vrij prepareren van het eerder
aangetroffen muurwerk in de hoofdruimte van de molen, het ontgraven van kleine
gedeelten in de westelijke helft van het molenhuis en het inmeten van deze en
eerder blootgelegde sporen op diverse plaatsen in en rondom de molen, gebaseerd
op een schaal van 1:20.
In de hoofdruimte komen funderingen aan het licht uit
verschillende perioden, behorend bij het molengedeelte van voor 1887. In het
westelijke deel van het molenhuis bevindt zich, centraal in de ruimte, een
stenen bak van 2,30 bij 3,60 meter groot, waarvan de bodem uit bakstenen op hun
kant bestaat. De stenen zijn vaalrood. Op de bodem zijn vier ijzeren
bevestigingspunten te zien, een kleine vierkante, met lood beklede (lek?)bak,
een loden waterleiding en een gietijzeren leiding. Buiten de bak loopt de loden
leiding in een gemetselde goot, die is afgedekt met natuurstenen platen. Aan de
oostzijde van de bak is na verwijdering van de moderne vloer een groot rond
bakstenen plateau aangetroffen met een diameter van 3,40 meter. Duidelijk is te
zien dat het bijbehorende vloerniveau naast de gemetselde bak hoger heeft
gelegen. De bak, het plateau en de cirkelvormige uitsparing lijken
bij elkaar te horen en hebben waarschijnlijk deel uitgemaakt van de
maalinrichting uit de 19e eeuw. De verdiepte bak bood waarschijnlijk
plaats aan een met stoom aangedreven machine, die de taak van het waterrad kon
overnemen. Vermunt doet de suggestie, dat de cirkelvormige uitsparing dan
gediend zou hebben voor een horizontaal overbrengingswiel tussen waterrad en
molenwerk. Het grote ronde plateau bood wellicht plaats aan de eigenlijke
maalinrichting.
De vraag is uit welke tijd deze aanleg dateert. Het zou
kunnen gaan om een fase na de verbouwingen ten gevolge van schade in 1814, of
uit de jaren na 1825, toen er een oliemolen in bedrijf werd genomen, of na 1863
toen de molen als bloemmolen werd ingericht.
Op en naast de bak zijn vier basementen voor gietijzeren
kolommen aangebracht, die de moerbalken van de verdiepingsvloer ondersteunden.
Waarschijnlijk zijn deze kolommen pas later gemaakt, tegelijk met het ophogen
van de werkvloer tot het vroeg 20ste eeuwse peil. Een van de
basementen bevat een geprofileerde kraagsteen, die secundair gebruikt is. Aan de noord- en zuidzijde van de bak bevinden zich nog
enkele bakstenen blokken, ofwel poeren, waarvan de functie onduidelijk is. De
dikte van de scheef verzakte blokken is tamelijk gering en zij zijn gelegd in
ophogingszand, dat scherven bevat uit de 17de en 18de
eeuw. Enkele blokken bestaan uit bakstenen en lijken gelijktijdig met de bouw
van de bovengenoemde constructies te zijn aangebracht. Interessant daarbij, stelt M. Vermunt, is de vraag in
hoeverre de gevonden 19de eeuwse resten van het molenwerk behouden
moeten blijven in de toekomstige inrichting, en of verder archeologisch
onderzoek gewenst of nodig is.
Plannen eigenaar
Door de eigenaar, de heer Smeenk, is inmiddels een plan
ontwikkeld waarbij de ruimte effectief kan worden gebruikt en geëxploiteerd,
zonder schade aan te brengen aan de aanwezige restanten van het molenwerk.
De heer Smeenk stelt het volgende voor:
a.
Het uitgraven van de kamradput en het onderzoeken van deze put. De
kamradput is de put, die gelegen is aan de westzijde, tussen de nieuwe
buitenmuur en de “oude buitenmuur” van circa 1890.
b.
Bronbemaling toepassen voor afronding uitgraven en onderzoek.
c.
Waterdichte vloer in kamradput aanbrengen.
d.
Herstel bouwkundig metselwerk alsmede voorzieningen in de kamradput
e.
Op de kamradput een vloer leggen, als zijnde een opkamervloer. De vloer
wordt aangelegd uit praktisch oogpunt voor gebruik in de toekomst.
f.
Het plaatsen van kolommen onder de moerbalken, maar gezien de lengte,
deze op ongeveer 2,40 meter hoogte te voorzien van koppel- en trekbalken
om de knikbelasting tegen te gaan. Tussen deze koppel- en trekbalken
kunnen vloerbalken gestoken worden om alles te voorzien van een vloer.
g.
De aanwezige fundaties, die in het verleden als restanten van de
maalinrichting werden gezien, onderzoeken waar deze voor dienen en deze
zichtbaar in de bouwkundige (vloer)afwerking me te nemen.
Visie van de vereniging “De Westbrabantse Molens”
De molen in Bergen op Zoom is vanwege zijn aard
(getijdenmolen), datering (vroeg 16e eeuws) en bouwgeschiedenis een
bijzonder monument. Het is de eigenaar, de heer Smeenk bijzonder te prijzen dat
hij zich vele financiële offers heeft getroost om de getijdenmolen te
restaureren. Tijdens de restauratie kwamen de fundamenten bloot van het
eerdere maalwerk. In de visie van de vereniging “De Westbrabantse Molens” maken
zij een onlosmakelijk onderdeel uit van de molen, dus van het monument. Het
vernietigen van deze restanten is niet acceptabel. Dit gezegd zijnde, betekent
tevens dat de eigenaar geconfronteerd wordt met beperkingen in het gebruik van
het molengedeelte.
Door de eigenaar is nu een plan ontwikkeld, waarbij de
molenfundamenten onderzocht worden en vervolgens opgenomen worden in de
inrichting. De aan te brengen insteekvloer, kolommen e.d. doen geen zichtbare
afbreuk aan het molengedeelte. Mogelijk kunnen deze nieuw in te brengen zaken in
eigentijdse materialen worden uitgevoerd.
Van belang in het plan is, dat enerzijds onderzoek wordt
verricht naar de fundamenten, anderzijds dat de fundamenten bewaard blijven.
Het
aanleggen van vloeren en kolommen vormen hierbij geen beletsel, doch maken het dan mogelijk
om de fundamenten blijvend te bekijken.
Het is de hoop van de vereniging dat bovengemelde plannen
op korte termijn tot uitvoering komen.
T. Meesters, voorzitter
P. Kruisenga, secretaris
Bronnen:
1.
Bert Boonman, Getymolens. De watermolen van Goes of De Luie Elf,
Goes, 1986.
2. J.H.
van Mosselveld en W.A. van Ham, Tekeningen van Bergen op Zoom.
Topografische afbeeldingen van Bergen op Zoom en omgeving uit de
zestiende tot en met de achttiende eeuw. Bergen op Zoom, 1973.
3. H.
Hagens, Op Kracht van stromend Water, Negen eeuwen watermolens op de
Veluwe, Hengelo 2000.
4. Ton
Meesters, De technologische ontwikkeling van de getijdenmolen in
Bergen op Zoom in een breder perspectief. Artikel in “Molinologie”,
nr. 23, 2005, pp. 1-15.
5. C.D.
Vanwesenbeeck, De Watermolen te Bergen op Zoom en zijn omgeving.
Artikel in Studies uit Bergen op Zoom, Bijdragen tot de geschiedenis,
uitgegeven door de Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op
Zoom, Nr. 3, pp. 25-53. Bergen op Zoom, 1979.
6.
Weyts Architekten, De Watermolen te Bergen op Zoom, april 2007.
|