Bouwhistorische analyse getijdenwatermolen
Inleiding
Aan de Vissershaven staat een aanzienlijk overblijfsel van
een getijdenwatermolen. In Nederland bestaan nog enkele (jongere) overblijfselen
van getijdenmolens: aan de Kleine Kade te Goes, aan de Nieuwe Haven te
Middelburg (± 1550) en gedempte bijbehorende waterwerken te Schiedam. In
België bestaat nog een werkende getijdenmolen te Rupelmonde, in leeftijd meer
vergelijkbaar met de Bergse (1517).
De Bergse getijdenmolen is tussen 1500 en 1503 voor
gezamenlijke rekening van de stad en de heer gebouwd en aangelegd (bijlage 1).
Het complex bestond uit een molenhuis, een aan de westzijde ertegenaan gebouwd
woonhuis met afhang, twee schepraderen, een sluishuisje, een schofhuisje en een
groot waterreservoir of houwer. Molenhuis, woonhuis en afhang bestaan nog
grotendeels, zij het in verbouwde staat. De schepraderen en het sluishuisje zijn
verdwenen. Van de houwer resteert nog een herkenbaar droog, dichtgeslibd
gedeelte aan de Van Konijnenburgweg.
Beschrijving
De aanleg van de molen is bekend van de kaart van Jacob van
Deventer (ca 1560), terwijl de wijzigingen aan de houwer van latere kaarten
bekend zijn. De architectuur van de gebouwen in de stijl van Keldermans is in
overeenstemming met andere uit dezelfde periode daterende gebouwen in Bergen op
Zoom, zoals Markiezenhof en Engelse Huis en meerdere voorbeelden in Antwerpen en
Mechelen. De gebouwen waren voorzien van trapgevels, uitgevoerd in baksteen met
gobertanger plinten, speklagen en poort- en vensteromlijstingen. De meest
oorspronkelijke situatie van de molengebouwen is bekend van tekeningen door
Bernardus Klotz uit 1671, door Valentijn Klotz uit 1672 en twee anonieme einde
17de eeuwse tekeningen. Als gevolg van door vloeden opgetreden
schades zijn o.a. sluishuis en raderen dan al meerdere malen hersteld. Ook aan
de trapgevels is al schade zichtbaar. Ingrijpender gewijzigd is het molenhuis op
een gravure door J. de Greive uit 1861: het zadeldak is vervangen door een
schilddak, één rad, het schofhuisje en het sluishuisje zijn verdwenen. Op een
foto van rond 1895 is te zien, dat woonhuis en afhang onder één nieuw
schilddak gebracht zijn. Rond 1850 zullen al houten kozijnen met empire vensters
aangebracht zijn. Nadat de molen, sedert 1813 in particuliere handen, in 1888
door de gemeente Bergen op Zoom werd aangekocht, kwam een einde aan de
molenfunctie. Het molenhuis werd ingericht als opslagplaats en ca 2,5 m aan de
zuidzijde ingekort. Van het oorspronkelijke werk van molenhuis en woonhuis is
veel bewaard gebleven.
Het molenhuis
In zuidoost-, noordoost- en noordwestgevels is het
baksteenmetselwerk met de natuurstenen poortomlijsting, plint, speklagen en
hoekblokken oorspronkelijk (baksteenformaat: 18 x 8,5 x 4 cm). In de
noordoostgevel zijn nog delen van de natuurstenen venster- of luikomlijstingen
bewaard. In de zuidoostgevel zijn 19de eeuwse empireramen aangebracht
in deels later ingebroken vensteropeningen. De eiken poortdeuren, uitgevoerd als
opgeklampte deuren met geprofileerde delen zijn wellicht nog grotendeels
oorspronkelijk. Als balkankers zijn gietijzeren rozetankers met volgplaten
aangebracht. Inwendig zijn de moerbalken van de verdiepingsbalklaag nog
behouden. T.p.v. de oorspronkelijke kinderbalken zijn zwaardere 18de
à 19de eeuwse balken aangebracht. De moerbalken zijn elk steeds met
2 gietijzeren kolommen ondersteund. In de westmuur is een korfboog aanwezig,
mogelijk van een vroegere doorgang. De zolderbalklaag bestaat uit rondhouten 19de
eeuwse moerbalken en wellicht 17de eeuwse kinderbalken. De vroeg 19de
eeuwse kap bestaat uit schaargebinten, waarop keperspanten staan. De
onderkeldering is niet waarneembaar. De profilering van de
moerbalksleutelstukken en van de poortomlijsting zijn op een bijlage met I en II
aangegeven.
Het woonhuis
Ook in de gevels van het woonhuis is veel oorspronkelijk bak-
en natuursteenwerk behouden. In de noordoostgevel zijn zelfs twee gedichte
natuurstenen vensters met ontlastingsbogen aanwezig. De overige vensters zijn
wellicht 18de à 19de eeuws. Tussen 1861 en 1880 zijn de
oude geveltoppen en kap vervangen door een schilddak, waartoe vooral aan de
zuid- en westzijde de gevels verhoogd zijn. Inwendig zijn de gehele
verdiepingsbalklaag en, van het oorspronkelijke huis, de zolderbalklaag van
moer- en kinderbalken bewaard gebleven. De zolderbalklaag t.p.v. de verhoging en
de kap zijn eind 19de eeuws. Van de 19de eeuwse interieurs
resteren delen van houten schoorsteenmantels, bedstenen en trappenhuis.
Waardestelling.
categorie 1: het oorspronkelijke metselwerk van bak- en natuursteen, de authentieke balklagen
en de poorten van de toegangspoort, als kenmerkende onderdelen van een zeldzaam
laatmiddeleeuws bedrijfscomplex.
categorie 2: de toegevoegde tussenbalken en gietijzeren kolommen van de verdiepingsvloer van
het molenhuis, alsmede empire vensters in molen- en woonhuis en de
kapconstructie van het molenhuis, als overblijfselen van de bedrijfsontwikkeling
in het complex.
categorie 3: de verhogingen van het woonhuis en de zuidgevel van het molenhuis.
Bouwkundige staat.
Het metselwerk van het molenhuis is gemiddeld in redelijke
staat. Dat van het woonhuis is slechter, vooral aan de bovenzijde van de
noordoostgevel. De noordwest- en zuidwestgevels zijn zeer matig. De houten
ramen, deuren en kozijnen zijn slecht. De hoofdpoort is wel flink beschadigd,
doch overigens redelijk. In het molenhuis zijn van de verdiepingsbalklaag
minstens 2 moerbalkkoppen slecht, terwijl de zolderbalklaag en kap slecht en
zelfs gedeeltelijk ingestort zijn. Het woonhuis is boven thans niet begaanbaar.
Het houtwerk van de authentieke balklaag was bij vroegere waarneming redelijk,
terwijl toen de jongere balklaag en kap al matig waren.
Restauratieplan.
Gelet op de bijzondere kwaliteit en zeldzaamheidswaarde van
de Watermolen is het wenselijk de stedenbouwkundige situatie op te waarderen.
Dat is mogelijk door de kom van de Vissershaven onder te verdelen en de
Watermolenstraat te herstellen. Er kunnen dan looproutes door die straat en
rondom het molengebouw gemaakt worden, eventueel door een te reconstrueren
schofhuisje, in aansluiting op de bestaande voetpaden. De molen wordt daarmee
herkenbaar en beleefbaard in het stedelijk weefsel geïntegreerd. De
herinrichting zal tevens voorwaardenscheppend kunnen zijn. Gerelateerd aan
voormelde kwaliteit, maar ook gelet op de bruikbaarheid en de bouwkundige staat,
wordt gekozen voor herstel/reconstructie van de oorspronkelijke bouwvolumes,
incl. het verdwenen sluisgebouw en schofhuis. Beoogd wordt het bestaande
gevelwerk, m.u.v. de verhoging van het woonhuis en de zuidwestgevel van het
molenhuis, zoveel mogelijk ongewijzigd te laten. De toe te voegen topgevels van
het molenhuis en de verlengingen van de langsgevels daarvan zullen,
herkenbaarder als reconstructies, overwegend in baksteen worden uitgevoerd; de
raamopeningen kunnen gerelateerd worden aan de empirevensters, terwijl voor
dakkapellen ook een eigentijdse vorm gekozen zal worden. De topgevel van het
woonhuis is zo goed bekend, dat hier gekozen kan worden voor een complete
reconstructie van de trapgevel. De overige geveldelen zullen conserverend
hersteld worden, m.u.v. de verhoging, in de bestaande vorm. Voor het sluis- en
schuthuis wordt gekozen voor een reconstructie, zoveel mogelijk in de
oorspronkelijke vorm. Het scheprad kan gestileerd verbeeld worden.
Het beeld dat zal ontstaan is dat van een ontwikkeld
historisch gebouw, waarbij het oorspronkelijke werk met de meeste vroegere
wijzigingen duidelijk herkenbaar is. De gedeelten, die daarop aansluiten, doch
niet geheel betrouwbaar te reconstrueren zijn, worden eigentijdser toegevoegd.
De wel betrouwbaar te reconstrueren delen, alsmede de te herbouwen bijgebouwen,
zullen naar de oudst bekende situatie gereconstrueerd worden.
Functionele invulling.
Het Watermolencomplex is gebouwd en eeuwenlang in gebruik
gebleven als bedrijfsgebouw met bijbehorend woonhuis. De optie is thans om het
molenhuis in hoofdzaak als bedrijfsgebouw/atelierruimte te bestemmen. In elk
geval zal er beganegronds een
timmer-/restauratieatelier van de opdrachtgever
komen, mogelijk met uitloop naar de 1ste verdieping.
Ook denkbaar is
dat daar en op de 2de verdieping ruimten beschikbaar zijn voor een
meubelrestaurateur, glazenier of stoffeerder.
Het molenhuis kan daarmee overdag
voor geïnteresseerde bezoekers toegankelijk zijn.
Het bijbehorende woonhuis zal als woning hersteld worden, met
een bescheiden uitbreiding bovenin het molenhuis. Doorslaggevende argumenten
daarvoor zijn, naast de historische achtergrond, de sociale controle, veiligheid
en toezicht die daarmee voor het complex ontstaan. Ook de financiële basis zal
sterker worden, omdat de opdrachtgever voornemens is de waarde van zijn huidige
pand in het geheel in te brengen.
Bronnen
C. Vanwesenbeeck, "de Watermolen te Bergen op Zoom en
zijn omgeving", Studies uit Bergen op Zoom, deel 3, 1979.
E. van Wijk, "Bewogen van eb en vloed", De Koperen Tuin, 1995
M. van Strijdonck en G. de Mulder, "de Schelde, verhaal van een
rivier", Davidsfonds Leuven 1998.
|