Gemeentearchief over de getijdenwatermolen van Bergen Op Zoom
Hieronder staat een stuk uit het gemeente archief van Bergen op Zoom.
Het
stamt uit december 1977 en is opgemaakt door C.D. Vanwesenbeeck.
Om de leesbaarheid te vergroten zijn er nadien titels aan de paragrafen gegeven.
|
Gemeentearchief Bergen Op Zoom
|
|
De grote Watermolen aan de haven
|
|
Vóór de bouw van de huidige watermolen aan de Vissershaven, waren er reeds een
aantal watermolens, o.a. aan de moervaart, aan de Zeezuiper en één in de
Moeregrebstraat.
Het recht om molens te bouwen en te verpachten was voorbehouden aan de heer, na
1533 markies van Bergen op Zoom.
Op het eind van de 15de eeuw was er behoefte aan een nieuwe
watermolen, speciaal voor de stad. Hiervoor werd na veel beraad uiteindelijk een
plaats gekozen aan de zuidkant van de haven bij de kalkoven.
Dit gebied was tussen 1480-1484 van een vest voorzien. In de stadsrekeningen
wordt dan gesproken over de nieuwe veste en het bolwerk buiten de kalkoven tot
bij den Ham. Waarschijnlijk bestond deze vesting uit een gracht met een aarden
dam. Het gebied van de Lievevrouwepoort tot het huidige Wagenpleintje was reeds
eerder door een dergelijke omgrachting beschermd. In 1424 heeft een huis aan de
Zuidzijde Haven als begrenzing de vest. Het huis “De Drie Haringen”
(Zuidzijde Haven 29) strekt in 1450 tot aan de stadsvest.
De bouw
Wanneer men in 1492 begint met het maken van plannen voor
de bouw van een nieuwe watermolen, wordt hiervoor Anthonis Keldermans
ingeschakeld.
Pas in 1499 wordt met de bouw begonnen. Het werk omvat de bouw van de
watermolen, het graven van de houwer of vankput, de bouw van twee bruggen en het
omwallen van de houwer. De houwer was nodig om bij vloed het water op te vangen
en bij eb uit te laten stromen, zodat de molen steeds in bedrijf kon zijn.
Het geld voor de bouw van de watermolen werd door de stad aan de heer geleend op
voorwaarde dat de stad de helft van de pacht zou krijgen tot de volledige som
was terugbetaald.
Ingebruikname
Op 26 september 1503 ’s middags om “drye uren nae noene”
wordt de watermolen in gebruik genomen. In november daaropvolgend bepaalt de
heer van Bergen op Zoom dat het gebied, waarin de houwer en watermolen liggen,
voortaan zal horen onder jurisdictie van de stad, waarbij ook het gebruik van de
wallen, vesting en poorten aan de stad komt.
In 1506 werden er twee torens gebouwd, eveneens volgens plan van Anthonis
Keldermans. Mogelijk zijn hiermee bedoeld de twee torens aan de houwer die te
zien zijn op de stadsplattegrond door Jacob van Deventer van ca 1560.
Schades
De watermolen heeft veel te lijden gehad van stormvloeden;
reeds in 1509 werd hij grotendeels vernield en liep opnieuw schade op in 1517,
1530 en 1542.
Bij de inundatie van 1552 werd de molen wederom zo zwaar beschadigd dat het
herstel vier jaar duurde en men de poorters van de stad toestond om zelf met
handmolens graan te malen. Na het herstel van de molens werd in 1557 het gebruik
van deze huismolens, die kennelijk in grote getale waren ingevoerd, weer ten
strengste verboden.
Zout
In de periode tussen 1570 en 1580 wed het gebied tussen de
watermolen en de Ham uitgegeven ten behoeve van de vestiging van de zoutketen,
met name voor die welke tevoren gevestigd waren aan het havenhoofd. De
“panneluyden” of zoutzieders werd toestemming gegeven om het molenwater te
gebruiken voor de zoutnering.
In 1594 besloot de stad een dam of contrescherp te maken in de houwer. Dit is
het begin van de vestingwerken aan de zuidkant van de haven, die in 1615-1617
onder de leiding van David van Orleans werden voltooid. Het omvangrijke
verdedigingswerk bestaat dan uit de bolwerken Beckaf en oranje met daartussen de
Zoutevest, waarin het molenwater uitmondde.
Bescherming
De watermolen, houwer en de zoutketen waren door dit
verdedigingsstelsel aanzienlijk beter beschermd. Dit blijkt onder andere uit het
sterk verminderde aantal onderhoudsposten vermeld in de domeinrekeningen.
De grootste kosten worden gemaakt voor het uitbaggeren van de Zoutevest, met
name in 1670, 1705 en 1740. het dichtslibben van de Zoutevest was nadelig voor
het functioneren van de watermolen, omdat de Zoutevest de functie van de houwer
gedeeltelijk had overgenomen.
Werking eb en vloed
Bij verbetering van de vestingwerken onder leiding van
Menno van Coehoorn van 1700 tot 1740 verdween de houwer. Hierdoor was de functie
ervan geheel overgegaan op de Zoutevest. In plaats van het molenwater werden er
twee molenkommen gegraven, gescheiden door een dam voor de watermolen.
Via de ingang van de haven kwam het water bij vloed in de molenkommen en
stroomde het door de sluis “ het Zwanegat” tussen de bastions Beckaf en Unie
in de Zoutevest. Bij eb volgde het dezelfde weg in omgekeerde volgorde.
Andere eigenaars
Na de inval van het Franse leger in 1795 kwam de eigendom
van de watermolen, tot dan toe van de markies, in handen van de Bataafse
Republiek. Door het domeinbestuur wordt het watermolencomplex in veiling
gebracht in 1813 en gekocht door Lauwerijs Gastelaar, Jacobus van Arkel-Koudzijn
en Pieter Mouw.
Aan deze eigenaren wordt het in 1825 toegestaan om in het gebouw van de
watermolen een oliemolen op te richten.
In 1862 wordt het hele complex verkocht aan Adriaan Vergoesen. Het staat dan
omschreven als een water-, koren-, schors- en oliemolen met een daarop staande
windmolen plus een perceeltje weiland, een waterkolk, huis en erf. In 1863
krijgt deze Adriaan Vergoesen vergunning om er eveneens een bloemmolen op te
richten, gedreven door het waterrad. De weduwe van A. Vergoesen verkoopt de
molen in 1887 bij een openbare veiling, waarna de gemeente Bergen op Zoom het in
1888 in eigendom verwerft.
Veranderingen
Inmiddels was men, na de opheffing van de vesting in1867,
reeds begonnen met de slechting van de vestingwerken; in 1868 de bastions Beckaf
I en II en na 1870 de overige vestingwerken. In 1889 krijgt het gemeentebestuur
vergunning van de Staat om de zoutevest te dempen met puin en afval.
In 1886 is het werk aanbesteed tot het metselen van de zuidelijke kademuur,
waardoor de molenkom werd omgevormd tot de huidige Vissershaven. In het
jaarverslag van 1887 staat reeds vermeld dat de beneden molenkom is ingericht
tot haven, die hoofdzakelijk is ingericht voor de vissers.
In 1908 wordt aanbesteed het maken van een dubbele basculebrug aan de uitmonding
van de Vissershaven. In 1930 tenslotte wordt de huidige betonnen kademuur
opgetrokken.
Van 1937 tot 1962 was op het terrein van de Watermolen de
afdeling gemeentereiniging van de Dienst Gemeentewerken gevestigd. Sindsdien
fungeert het complex als opslagplaats.
|